1.1 Context en aanleiding
1.1.1 Context
De term leefbaarheid is relatief nieuw binnen de gemeente Geertruidenberg. Deze keuze is bewust gemaakt om verschillende doelen en inspanningen samen te brengen onder één herkenbare noemer. De algemene definitie van de term varieert aangezien het een verzamelwoord is van kwaliteitskenmerken in de woon- en werkomgeving. Duidelijk is dat bij leefbaarheid een duidelijk samenhang te zien is tussen sociale aspecten en de kwaliteit van de leefomgeving. Dit maakt het onderwerp in zekere zin subjectief, aangezien iedere inwoner anders aankijkt tegen kwaliteit, de exacte omschrijving is dan ook afhankelijk van persoon, plaats en tijd. Voor Geertruidenberg is leefbaarheid een samenspel tussen gemeente en inwoners om zo goed mogelijk aan te sluiten bij ieders wensen en eisen in de fysieke leefomgeving.
De leefbaarheid kan lokaal sterk variëren, daarom wordt gekeken op buurtniveau. Voor de leefbaarheid in een buurt spelen verschillende onderdelen een rol. Ten eerste de fysieke omgeving, dat is de omgeving die je voelt, ziet en ruikt. Hoe schoon is jouw buurt? Is er veel verkeersoverlast? Hebben we genoeg groen? Daarnaast is de sociale omgeving belangrijk. Wie wonen er in jouw buurt en hoe voel je je daarbij? Kun je een praatje maken met iemand als je daar behoefte aan hebt? Tot slot doet veiligheid ertoe. Hoe veilig voel jij je in jouw buurt? Kunnen de kinderen veilig op straat spelen? Hier willen we samen verdere verbeterstappen in zetten.
In het coalitieakkoord 2022-2026 hebben de wethouders en raadsladen in Geertruidenberg zich uitgesproken over de lokale interpretatie visie op leefbaarheid. “Inwoners, bedrijven en bezoekers van de gemeente Geertruidenberg verblijven in een prettige (woon)omgeving die veilig en goed bereikbaar is, met aandacht voor groen in de buurt. Een omgeving waarbij de, duurzame, toekomst centraal staat. Geertruidenberg is een plek waar buurtgenoten elkaar kunnen ontmoeten en fijn met elkaar samenleven en zich inzetten voor de wijk”. Dit geeft een duidelijke richting waar dit programma naar toe wil bewegen.
Het programma Leefbaarheid zit in de opstartfase, waarbij de 6 doelstellingen (zie 1.2) onderling behoorlijk variëren. Elk doel brengt een eigen historie met zich mee en heeft een ander vertrekpunt. In eerste instantie vraagt dit intern om duidelijke afspraken en een nauwe samenwerking om samen één gedachtegoed uit te dragen. Met de programmastructuur ontstaat duidelijkheid en wordt verder geprofessionaliseerd. Het verder brengen van doelstellingen staat daarin centraal. Wat vergt aandacht en wat krijgt prioriteit? Het programmaplan geeft antwoord op deze vragen.
Tegelijkertijd staat voor Leefbaarheid het van ‘buiten naar binnen’ denken centraal, aangezien de beleving van de inwoners over de leefbaarheid de maatgevende factor van succes is. Om hier meer inzicht in te krijgen gaat de gemeente meer datagericht werken. In eerste instantie moet daarvoor de basis op orde zijn, om vervolgens heel gericht aan te sluiten op lokale dynamieken en behoeftes die daaruit naar voren komen. Om in contact te staan met de inwoners staat het wijkgericht samenwerken met wijktafels centraal.
Meer inhoudelijk wordt met het opstellen en uitvoeren van het Uitvoeringsprogramma Openbare Ruimte de context geschept voor de groene buurten van de toekomst. Voor verkeer zetten we in op de hotspots van onveilige verkeerssituaties en het mobiliteitsplan. Daarnaast gaan we werken aan het verbeteren van het veiligheidsgevoel van onze inwoners. Dit willen we allemaal samen doen op een manier waarin we in contact staan met de inwoners, leidend tot een toenemende mate van eigenaarschap en sociale cohesie.
Dit programma maakt de algemene visie op leefbaarheid concreet. Wat gaan we doen, welke rol nemen we aan en hoe gaan we dat betalen? De focus ligt daarbij op de komende vier jaar.
1.1.2 Aanleiding
De gemeente Geertruidenberg is een relatief kleine gemeente. Tegelijkertijd zijn de uitdagingen op het gebied van leefbaarheid fors. Meerdere aspecten vragen de aandacht. Uit de burgerpeiling blijkt over het algemeen dat men het heel prettig wonen vindt in de gemeente, maar op onderdelen wordt extra aandacht gevraagd over de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte. Hier willen we invulling aan geven. Om hier als kleine gemeente goed op in te spelen is het noodzakelijk om goed georganiseerd en gestructureerd verbetering na te streven. Het programmatisch werken biedt daarvoor de handvatten. Het doelgericht werken op de belangrijkste maatschappelijke opgaven helpt in het maken van heldere keuzes en prioriteiten. Daarmee wordt het de politieke en ambtelijke organisatie makkelijker gemaakt om concrete resultaten te bereiken en de leefbaarheid van Geertruidenberg te vergroten.
Op landelijk niveau ligt de focus wat betreft leefbaarheid op het interbestuurlijke programma Leefbaarheid en Veiligheid van het Rijk. Dit programma vormt een samenhangende aanpak op de thema’s wonen, werken en participatie, onderwijs en veiligheid. De focus daarin zijn 16 stedelijke vernieuwingsgebieden waar de leefbaarheid en veiligheid van circa 700.000 mensen onder druk staan. Geertruidenberg is hier geen onderdeel van, maar kan hier wel van leren.
Wat betreft de lokale ambities staan in de Omgevingsvisie de volgende zaken centraal: 1) toekomstbestendige en groene gemeente, 2) ondernemende gemeente, 3) gezonde en veilige gemeente, 4) levendige gemeente. Op al deze ambities heeft het programma Leefbaarheid raakvlakken. Met name wat betreft een toekomstbestendige en groene gemeente (1), veilige gemeente (3) en levendige gemeente. Met daarbij altijd de focus op de openbare ruimte. Het differentiëren van gebieden in de Omgevingsvisie is bovendien in lijn met het wijkgericht werken binnen het programma Leefbaarheid.
Hieronder wordt uitgelegd waarom de zes strategische doelstellingen die centraal staan in dit programma belangrijk zijn voor de gemeente Geertruidenberg. Deze focus is hard nodig om al deze doelstellingen écht te laten slagen. Niet alleen binnen de gemeente, maar ook in samenwerking met lokale en regionale partners. De benodigde inspanningen om dit uit te voeren zijn niet allemaal nieuw, maar het geheel vraagt wel om een andere manier van werken en denken. De organisatie moet hierin worden meegenomen en de inwoners ondervinden hier indirect de resultaten van door wezenlijke verbeteringen in de leefbaarheid van de fysieke leefomgeving in Geertruidenberg.
Doelstelling 1: Sociale cohesie. Nederland wordt gekenmerkt door een relatief sterke sociale cohesie. Dit blijkt uit landelijke statistieken die het meedoen met en het vertrouwen in de samenleving meten. Vergeleken met andere Europese landen hebben Nederlanders veel vertrouwen in de medemens, publieke instituties en de politiek. Buiten dat het vertrouwen in de politiek onder druk staat is er geen aanwijzing dat het vertrouwen en de participatie als geheel afnemen. Deze statistieken hebben echter betrekking op gemiddelden, waardoor het zicht op de groep die sociaal minder goed mee kan, ondergesneeuwd kan raken. Uit lokale metingen blijkt het merendeel zich thuis voelt in de buurt en dat met name het voor elkaar klaarstaan beter kan. Bovendien gaat sociale cohesie niet vanzelf en speelt de gemeente hier een belangrijke rol in. Daarom worden hier specifieke maatschappelijke effecten voor geformuleerd met bijbehorende inspanningen.
Doelstelling 2: Participatie en eigenaarschap. Met de Omgevingswet gaat de rol van de overheid fundamenteel veranderen. Het idee is om de lokale inwoners door middel van hoogwaardige participatie meer gevoel van eigenaarschap te geven. De openbare ruimte wordt daarmee meer en meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Bij de gemeente Geertruidenberg is dit een belangrijk punt van aandacht aangezien het contact nog te vaak via de achterkant verloopt, waar het de wens is om meer aan de voorkant met elkaar in gesprek te komen. Dit is vervolgens het vetrekpunt voor gezamenlijke actie. Met het wijkgericht SAMENwerken zijn de eerste stappen gezet, nu is het zaak om dit fundament te verstevigen en integraal door te groeien.
Doelstelling 3: Openbare ruimte. De standaard in Nederland is om de openbare ruimte te beheren aan de hand van integrale uitvoeringsprogramma’s voor de openbare ruimte. De wijze waarop is niet landelijk voorgeschreven, maar in gemeente Geertruidenberg ontbreekt een dergelijke programmering als geheel. Daarom is het een prioriteit om weer ‘in control’ te zijn van de beleving, kwaliteit en duurzaamheid van de openbare ruimte. Centraal daarin staat ‘de groene straat van de toekomst’. De urgentie wordt gevoeld, maar vraagt om een zorgvuldig proces om dit in één keer goed te doen. Tot die tijd worden de belangrijkste projecten van 2024 en 2025 in kaart gebracht en met haalbare koppelkansen uitgevoerd. Dit is ook nodig, want uit de burgerpeiling blijkt dat circa 50% van de respondenten (zeer) tevreden is over de mate van onderhoud.
Doelstelling 4: Veiligheid. Op landelijke schaal wordt met het “Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid” vanuit verschillende ministeries geïnvesteerd om de stapeling van problemen op het gebied van “onderwijs, armoede, gezondheid, werk, wonen en veiligheid” aan te pakken. Het voorkomen van jeugdcriminaliteit staat daarin centraal. Ook in de gemeente Geertruidenberg is dit een belangrijk speerpunt. Uit de burgerpeiling blijk dat 89% zich (bijna) altijd veilig voelt in de buurt. Het is dus zaak om ontwikkelruimte vrij te maken om voldoende aandacht te kunnen geven aan specifieke speerpunten. Dit door de waan van de dag het hoofd te bieden en scherpte te krijgen in de te verbeteren veiligheidsaspecten.
Doelstelling 5: Mobiliteit. De landelijke ambities rondom mobiliteit zijn gefocust op bereikbaarheid, slimme/duurzame mobiliteit en verkeersveiligheid. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat speelt een centrale rol in de grote projecten die daarmee samengaan. In Geertruidenberg laat zich dit zien in de uitvoering van het Rijksproject A27, waar de gemeente een nadrukkelijke rol vertegenwoordigd. Tegelijkertijd zijn de lokale uitdagingen met de knelpuntenkaart goed in beeld. Het is met name zaak om scherp te prioriteren en gebruik te maken van eventuele koppelkansen. Vanwege de relatie met de openbare ruimte ligt in dit programma de focus op bereikbaarheid en veiligheid.
Doelstelling 6: Vergroening. Vergroening biedt allerlei kansen voor vele maatschappelijke opgaven. Dit is landelijk het centrale uitgangspunt en dit geldt ook voor Geertruidenberg. De basis moet op orde door een goede inventarisatie aan de voorkant, te valideren en waarderen wat er is, aan te sluiten op landschappelijke kenmerken, gebruik te maken van verschillende ecosysteemdiensten, de vergroening uit te voeren en mensen mee te nemen in de visie van de gemeente. Door hier volgordelijk en gericht op te sturen is de straat van de toekomst groen en wordt Geertruidenberg een gezonde, biodiverse en natuurlijke gemeente.
1.2 Ambitie en strategie
1.2.1 Ambitie
De centrale ambities van dit programma zijn verwoord in de strategische doelstellingen: verbeteren sociale cohesie, verhogen participatie en eigenaarschap, verbeteren openbare ruimte, verhogen veiligheid, verbeteren bereikbaarheid en stimuleren vergroening. Deze ambities dragen als totaal bij aan een verbeterde leefbaarheid van de fysieke leefomgeving in Geertruidenberg. Daarnaast worden vanuit de ambitie op kleinere schaal meerdere maatschappelijke effecten bereikt die de meerwaarde van het programma benadrukken.
1.2.2 Strategische doelstellingen
Er zijn zes strategische doelstellingen voor dit programma. Deze worden kort toegelicht.
1. Verbeteren sociale cohesie
De sociale samenhang in de wijk wordt verbeterd vanuit de focus op de openbare ruimte. Het wijkgericht werken staat daarbij centraal, waarbij de gemeente aansluit op lokale behoeften met locatie specifieke oplossingen die daaraan bijdragen.
2. Verhogen participatie en eigenaarschap
Inwoners, partners, organisaties en bedrijven denken mee over de woon- en werkomgeving en pakken zelf de regie om initiatieven op te pakken en te realiseren. Men draagt bij aan structurele oplossingen. De gemeente moet daarvoor als gezicht meer van de achterkant naar de voorkant komen.
3. Verbeteren openbare ruimte
De beleving, de kwaliteit en de duurzaamheid van de openbare wordt verbeterd. Het ontwikkelen van een integraal programma openbare ruimte om daarmee de openbare ruimte op planmatige wijze toekomstbestending en duurzaam in te richten staat centraal voor de lange termijn. Op korte termijn wordt werk gemaakt van projecten waarin beleving, kwaliteit en duurzaamheid geborgd zijn.
4. Verhogen veiligheid
Het verhogen van de veiligheidsbeleving (subjectieve veiligheid) bij inwoners en het terugdringen van meetbare misdaadcijfers (objectieve veiligheid). De focus komt hierbij te liggen op specifieke probleemgebieden als jeugd en misdaad.
5. Verbeteren bereikbaarheid
Geertruidenberg is en blijft goed en veilig bereikbaar, we investeren blijvend in onze bereikbaarheid. Dit focus ligt op auto- en fietsverkeer en het openbaar vervoer wordt verkend. Ook bestaat aandacht voor de verlaging van het aantal ongevallen en mate van overlast door het verkeer.
6. Stimuleren vergroening
Geertruidenberg creëert een groene(re) klimaat adaptieve(re) leef-, werk- en verblijfsomgeving. Toewerken naar meer kwalitatief groen door de basis op orde te krijgen en vanuit een vergroeningsagenda de groen- en klimaatadaptatie ambities te verwezenlijken.
1.2.3 Maatschappelijke effecten
Per strategisch doel zijn maatschappelijke effecten geformuleerd. Maatschappelijke effecten geven de doorwerking van de inspanningen voor de buitenwereld weer van het strategisch doel. Deze effecten zijn meetbaar en zichtbaar. Ook wordt hiermee inzichtelijk dat inspanningen doelgericht moeten zijn om het gewenste positieve effect te verwezenlijken. Daarmee worden inspanningen die niet bijdragen aan een of meerdere doelstellingen irrelevant. Het begrijpen en evalueren van maatschappelijke effecten is essentieel bij het nemen van beslissingen binnen het programma. De maatschappelijke effecten (als onderdeel van de strategische doelen) zijn hieronder beschreven.
1. Verbeteren sociale cohesie
a. Het aantal buurtactiviteiten in de openbare ruimte stijgt jaarlijks.
Door meer sociale interactie en versterkte sociale banden dragen buurtactiviteiten die plaatsvinden in de openbare ruimte bij aan een betere sociale cohesie. Bijvoorbeeld: buurtbarbecues, sporttoernooien, culturele optredens en workshops.
b. Het aantal burgerinitiatieven voor de openbare ruimte stijgt jaarlijks.
Door meer gehoor te geven aan lokale ideeën en aan te sluiten bij praktische behoeften in de openbare ruimte dragen burgerinitiatieven bij aan een betere sociale cohesie. Bijvoorbeeld: speeltuinen, plantsoenen en voorzieningen.
c. De gemeente is voor de bewoners meer zichtbaar in de wijk.
Door als gemeente meer in contact te treden met de bewoners komen de echte verhalen naar boven en kan het beter aansluiten op de behoeften die zij hebben. Met de focus op de openbare ruimte en oog voor de andere thema’s. Bijvoorbeeld: wijktafels, beheerders en evenementen.
d. Het aantal deelnemers aan bewonerscomités neemt jaarlijks toe.
Doordat mensen in de buurt meer met elkaar in contact komen en het goede gesprek kunnen voeren over praktische behoeften schept dit een gezamenlijke band en is het een waardevolle manier om ideeën en behoeftes te toetsen. Bijvoorbeeld: bewoners van een straat of buurt.
2. Verhogen participatie en eigenaarschap
a. Onderhoud door bewoners aan de openbare ruimte stijgt jaarlijks.
Door de samenwerking op te zoeken met enthousiaste bewoners die medeverantwoordelijk willen zijn voor de staat van de openbare ruimte ontstaat een nieuwe vorm van vertrouwen en eigenaarschap. Bijvoorbeeld: uitdaagrecht, intentieverklaringen en overeenkomsten.
b. Meldingen over de openbare ruimte die samen worden opgelost stijgt jaarlijks.
Door de meldingen voor de openbare ruimte beter te stroomlijnen ontstaat het perspectief om meldingen als een gratis advies te beschouwen. Om daarmee participatief na te denken over oplossingen met gedeeld eigenaarschap. Bijvoorbeeld: oriënterende gesprekken, samenwerken, vraag achter de vraag herleiden.
c. Over projecten en/of herinrichting van de openbare ruimte denken inwoners aan de voorkant structureel mee.
Door participatie als standaard te beschouwen bij projecten en/of herinrichtingen van de openbare ruimte sluit de oplossing beter aan op lokale behoeften en ontstaat vervolgens meer eigenaarschap over het eindresultaat. Bijvoorbeeld: participatiebeleid, uitbreiden van participatievormen, strakke participatieprocessen.
3. Verbeteren fysieke aspecten openbare ruimte
a. De beleving van de fysieke aspecten in de openbare ruimte verbetert jaarlijks.
Met een verbeterde beleving zullen mensen meer begrip hebben voor de (beleidsmatige) ruimtelijke keuzes en de doorwerking daarvan. Ook wanneer de kwaliteit hetzelfde blijft kan de beleving verbeteren. Bijvoorbeeld: communiceren over beleid, aansluiten op lokale beleving, maatwerk.
b. De kwaliteit van de werkzaamheden in de openbare ruimte verbetert jaarlijks.
Door te werken vanuit een meerjarig uitvoeringsprogramma is het beter mogelijk om de werkzaamheden in de openbare ruimte op elkaar af te stemmen en met toenemende mate eenduidig kwaliteitsniveau te creëren. Bijvoorbeeld: hogere kwaliteitseisen wegen, variatie tussen fysieke aspecten, leidraad openbare ruimte.
c. De duurzame inrichting van de fysieke aspecten in de openbare ruimte verbetert jaarlijks.
Door duurzaamheid altijd te koppelen aan werkzaamheden in de openbare ruimte ontstaat stap voor stap een duurzame inrichting van de fysieke aspecten in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld: groene straat van de toekomst, klimaatadaptieve parkeerplekken, circulaire materialen.
4. Verhogen van veilige woon- en werkomgeving
a. De veiligheidsbeleving (subjectieve veiligheid) in de openbare ruimte verhoogt jaarlijks
Door zicht hebben op de mate waarin mensen zich veilig of onveilig weten én voelen wordt het mogelijk om dit te verbeteren. De beleving is persoonlijk en kan zich op verschillende manieren uiten via het ‘denken-voelen-doen' of 'veraf-dichtbij’. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: voorlichting en educatie.
b. Criminaliteit (objectieve veiligheid) in de openbare ruimte daalt jaarlijks
Het aantal strafbare incidenten in de openbare ruimte moet verminderen. De meest urgente misdaadcijfers vormen de aanleiding om hier actief op te sturen en prioriteren. Bijvoorbeeld: interveniëren bij terugkerende gevaren, vandalisme, samenwerking.
c. Jeugdproblematiek in de openbare ruimte daalt jaarlijks
De jeugd is een kwetsbare doelgroep. Het is wenselijk om hen meer perspectief te bieden en tegelijkertijd de overlast te verminderen. Daarmee worden voorwaarden gecreëerd om hier jaarlijks stappen in te maken. Dit kan bijvoorbeeld door: hangplekken, handhaving, voorzieningen.
d. De fysieke veiligheid verbetert door een betere ruimtelijke inrichting
Door het centraal stellen van fysieke veiligheid in de openbare ruimte wordt nagedacht hoe de ruimtelijke inrichting kan bijdragen aan meer veiligheid en minder overlast. Daarmee kan worden voorkomen dat vernielingen, verloedering, bedreigingen en ongelukken optreden. Bijvoorbeeld: multifunctioneel ontmoetingspunt, verlichting en open pleinen.
5. Verbeteren bereikbaarheid
a. Het aantal verkeersongelukken verlaagt jaarlijks
Door vanuit de mobiliteitsvisie fysieke en sociale maatregelen uit te voeren wordt een directe bijdrage geleverd aan het verminderen van verkeersongelukken. Bijvoorbeeld: inrichting kruispunten, stoplichten, oversteekpunten.
b. De mate van verkeersoverlast verlaagt jaarlijks
Door vanuit de mobiliteitsvisie fysieke en sociale maatregelen uit te voeren die een directe bijdrage leveren aan het verminderen van de verkeersoverlast. Bijvoorbeeld: drempels, bebording, flitspalen.
c. De bereikbaarheid in, van en naar de gemeente verbetert jaarlijks
Door vanuit de mobiliteitsvisie fysieke en sociale maatregelen uit te voeren die een directe bijdrage leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid. Bijvoorbeeld: sluiproutes, fietsroutes, aansluiting snelwegen.
6. Stimuleren vergroening
a. Elke straat van de toekomst wordt 10% groener
Door bij elk project en/of herinrichting in de openbare ruimte vergroening als uitgangspunt te nemen ontstaan de groene straten van de toekomst. Groen staat altijd centraal. Bijvoorbeeld: klimaatadaptieve maatregelen, groen in ontwerpen en innovaties.
b. Het areaal groen breidt jaarlijks uit
Door meer groen toe te voegen ontstaat een groter groenareaal en daarmee een klimaatadaptieve en biodiverse gemeente. We denken hierbij aan o.a. de ontwikkeling van een ecopark. Andere voorbeelden zijn: nieuwe bomen planten en groene erfafscheidingen in het buitengebied.
c. Verhogen van welzijn door groen stijgt jaarlijks
Door de nadruk op welzijn te leggen wordt het inzichtelijk dat groen niet alleen fysieke bijdragen levert, maar dat het ook de mentale gezondheid van de inwoners verbetert. Ook nodigt het uit te om te bewegen en ontspannen. Bijvoorbeeld: groencampagne, groenroutes, kwaliteit van bestaand groen.
d. Meer bewustzijn over meerwaarde groen en biodiversiteit
Door het bewustzijn van de inwoners te vergroten gaan ze de waarde van groen inzien. Door veranderend groenbeleid vraagt het nadrukkelijk de aandacht om de bewoners mee te nemen in het beleid. Bijvoorbeeld: groensafari’s, communiceren over het beleid, brochures biodiversiteit.
1.2.4 Strategie
Een veelvoud aan inspanningen draagt bij aan het programma Leefbaarheid, een flink aantal van deze inspanningen worden in meer of mindere mate al opgepakt binnen de organisatie, doordat het thema’s zijn waar de gemeente ten alle tijden de verantwoordelijkheid voor draagt. Ofwel: ook zonder het programma Leefbaarheid worden vanuit de organisatie inspanningen verricht die bijdragen aan de strategische doelen. Het verschil zit met name in de doelgerichte herijking, verscherpte werkprocessen, veranderbehoeften en nieuw opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap. In praktijk betekent dit in veel gevallen dat inspanningen niet nieuw zijn, maar vooral op een andere manier gedaan moeten worden. Tegelijkertijd leidt dit ook tot het inzicht dat bestaande inspanningen niet altijd even doelmatig zijn en sommige overbodig blijken. Om effectief te werken met een relatief beperkte hoeveelheid aan geld en capaciteit is doelmatigheid cruciaal.
Daarbij past een clustering van inspanningen die de grenzen van de strategische doelen overschrijden. Hiervoor zijn overkoepelende processen nodig om de basis van het programma Leefbaarheid op orde te krijgen. In het pilot jaar staan deze 6 veranderprocessen centraal in de veranderstrategie. Het betreft ‘laaghangend fruit’ dat de meest directe bijdrage levert aan het programma Leefbaarheid en de organisatie. Meestal raakt het proces meer dan één strategische doelstelling. Bij elk veranderproces vormt een procesplan/plan van aanpak het gedocumenteerde vertrekpunt. Dit draagt direct bij aan expliciete producten op hoofdlijnen. De trekker van deze zes veranderprocessen is in eerste instantie de programmamanager in samenwerking met de inspanningsleiders, gaandeweg zal door een toenemende mate van eigenaarschap de rolverdeling omdraaien. Dit zijn de focuspunten waarop de gemeente veel handelingsperspectief heeft én waar grote resultaten kunnen worden bewerkstelligd.
1. Integraal wijkgericht samenwerken -> Strategisch doel 1, 2, 3, 4, 5, 6
a. Meer wijkgericht werken door per thema gediversifieerd kijken naar doelgroepen.
b. Als één gemeente optreden door de insteek van wijkgericht samenwerken verbreden.
c. Locatie specifieke oplossingen door lokale behoeften centraal stellen.
2. Buurten in de buurt (van achter- naar voorkant) -> Strategisch doel 1, 2, 3, 4, 5, 6
a. Meer profileren op straat door minder tijd kwijt te zijn aan klachten/meldingen.
b. Meer aan de voorkant komen door te investeren in preventie.
c. Meldingen voor de openbare ruimte anders organiseren door één centraal loket (app).
d. Meldingen analyseren door te redeneren van klacht naar advies.
3. Meerjarige duurzame inrichting openbare ruimte -> Strategisch doel 3, 5, 6
a. Opstellen DIOR, Duurzame Inrichting Openbare Ruimte, gemeenschappelijk kader
b. Opstellen LIOR, Leidraad Inrichting Openbare Ruimte, leidraad voor externen
c. Opstellen DUOR, meerjarig Duurzaam Uitvoeringsprogramma Openbare Ruimte
4. Duurzame koppelkansen bij projecten in 2024 en 2025 -> Strategisch doel 2, 3, 5, 6
a. Plannen en afstemmen van de werkzaamheden door duidelijke werkprocessen.
b. Koppelkansen voor met name duurzaamheid door duurzaam waar mogelijk te integreren.
c. Projectmatig werken implementeren door aanpak te professionaliseren.
5. Veiligheid in de openbare ruimte -> Strategisch doel 3, 4
a. Focus op beleving, jeugd en fysieke inrichting door hierin verbeteringen aan te jagen.
b. Interne samenwerking door verschillende expertises samen te brengen.
c. De openbare ruimte als vertrekpunt te hanteren
6. Datagericht werken -> Strategisch doel 1, 2, 3, 5, 6
a. Objectieve informatie over het vetrekpunt bij te verrichten inspanningen
b. Ingang voor analyses over doelmatigheid voor inspanningen.
c. Ruggengraat van het programma door middel van monitoring.
1.2.5 Afbakening
Leefbaarheid is een nieuwe werktitel met onderliggende thema’s die al invulling krijgen binnen de gemeente. De grens van lijnorganisatie en programma is daarom niet altijd even eenduidig. Om hier meer duidelijkheid in te scheppen wordt onderstaand onderscheidt gemaakt. De insteek is om vanuit het programma op hoofdlijnen te sturen op de lijninspanningen die bijdragen een het programma en om te focussen op de nieuwe inspanningen die nodig zijn voor de doelen van het programma. Niet op bestaande routine gedreven werkzaamheden die invulling geven aan de wettelijke taken van de gemeente.
1. Lijninspanningen die niet bijdragen aan het programma = routine van organisatie.
a) Vraagt om: duidelijke bijdragen aan wettelijke taken.
b) Prioriteit: geen binnen het programma, wel binnen de lijnorganisatie.
c) Wijze van sturen: geen sturing vanuit het programma, wel vanuit de lijn.
2. Lijninspanningen die bijdragen aan het programma = belangrijk voor programma.
a) Vraagt om: herijking, verscherpte werkprocessen en nieuw opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap
b) Prioriteit: lager, omdat het al tot nuttige resultaten leidt.
c) Wijze van sturen: duidelijke afspraken en periodiek overleg.
3. Nieuwe inspanningen die nodig zijn voor het programma = prioriteit in het programma.
a) Vraagt om: organiseren, enthousiasmeren en structureren.
b) Prioriteit: hoogst, omdat nieuwe energie en keuzes nodig zijn voor realisatie.
c) Wijze van sturen: vormgeven en frequent overleg.
Tot slot beperkt dit programma zich tot de zes genoemde strategische doelstellingen uit het collegeakkoord. Voor andere doelstellingen die gerelateerd kunnen worden aan de term leefbaarheid wordt wel naar koppelkansen gezocht, maar hier wordt niet centraal op gestuurd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan sociale voorzieningen, welzijn en onderwijs. Waar strategische doelstellingen of maatschappelijke effecten andere programma’s raken wordt de samenwerking gezocht (zie 3.4). Op de vlakken van wederzijdse afhankelijkheid met maatschappelijke partners wordt ook samengewerkt (zie 3.5).
1.3 Aanpak
1.3.1 Programmalijnen
Voor alle inspanningen vanuit het programma geldt dat sprake is van een (door)ontwikkeling die leidt tot maatschappelijk effect. Per jaar wordt daarbij de beoogde verzameling van inspanningen met de bijbehorende effecten geëvalueerd. De programmalijnen worden gevormd door het samenspel tussen de 6 strategische doelen en de 6 veranderprocessen. Dit leidt tot onderstaande samenvatting van inspanningen resultaten.
1. Integraal wijkgericht samenwerken -> Strategisch doel 1, 2, 3, 4, 5, 6
De focus in dit veranderproces ligt op het anders organiseren van het Wijkgericht SAMENwerken. De bevinding is dat dit een succesvol initiatief is, maar dat het in essentie een vrij smalle insteek heeft (initiatieven in de openbare ruimte), terwijl op de wijktafels een breed scala aan onderwerpen langskomen. Het is waardevol om ook de andere wijkgerichte initiatieven te verbinden aan Wijkgericht SAMENwerken om zo nog beter aan te sluiten op de leefwereld van de inwoners. Waardevolle toevoegingen daarbij zijn het datagericht werken en het inzoomen op buurtniveau. Met datagericht werken worden analyses rijker doordat objectieve cijfers worden gekoppeld aan bestaande lokale informatie. Door in te zoomen op buurtniveau kan beter worden aangesloten op bestaande variaties in de openbare ruimte.
Nr. |
Inspanningen |
Resultaat |
1a |
Datagericht werken |
Objectieve informatie als basis voor wijkgericht werken. |
1b |
Verbreden van wijkgericht samenwerken |
Verschillende initiatieven komen samen onder één vlag. |
1c |
De wijken én de buurten centraal stellen |
Vanuit de wijken nader inzoomen op de differentiatie in de buurten. |
1d |
Als één gemeente communiceren |
Duidelijkheid voor bewoners op alle onderwerpen in de openbare ruimte. |
1e |
Kracht van bestaande initiatieven gebruiken |
Continuïteit bij initiatieven die goed lopen. |
2. De buurt in -> Strategisch doel 1, 2, 3, 4, 5, 6
Aan de voorkant in contact komen met buurtbewoners biedt allerlei voordelen voor zowel de inwoners als de gemeente. Door te buurten in de buurt ontstaat wederzijds begrip voor behoeftes en keuzes. Op verschillende vlakken zijn wij als gemeente al structureel aanwezig in de buurten, maar de inwoners ontgaat dit vaak. Door hier een actieplan voor op te stellen en eenduidig te communiceren over de buurtagenda gaat een structurele samenwerking tussen de inwoners en de gemeente ontstaan. De gemeente heeft 4 wijken en 17 buurten, door elke buurt 2x per jaar 1 week in het zonnetje te zetten kan hier vanuit alle wijkgerichte opgaven in de gemeente op worden aangehaakt. Vanuit de beheerders en wijkvoormannen wordt al gewerkt met onderhoudscycli in deze buurten, hier wordt op aangehaakt. Tegelijkertijd biedt dit een haakje om de Geertruidenberg App opnieuw te positioneren als enige ingang voor officiële meldingen.
Nr. |
Inspanningen |
Resultaat |
2a |
Datagericht werken |
Objectieve informatie als basis in elke buurt. |
2b |
Buurtagenda voor ‘Buurten in de buurt’ |
Heel het jaar zichtbaar in de buurt vanuit verschillende thema’s tegelijk. |
2c |
Op alle onderwerpen van de openbare ruimte in contact met bewoners |
Wederzijdse toename van kennis over en vertrouwen in de openbare ruimte. |
2d |
Één ingang meldingen openbare ruimte |
Duidelijkheid voor bewoners. Lagere werkdruk gemeente. |
2e |
Werkwijze integreren in bestaande werkprocessen |
Eigenaarschap bij betrokken medewerkers in openbare ruimte |
3. Meerjarige duurzame inrichting openbare ruimte -> Strategisch doel 3, 5, 6
Het is een lang gekoesterde wens om meer in controle te zijn voor de lange termijn inrichting van de openbare ruimte. Landelijk gezien wordt dit geborgd door de volgende producten: DIOR (Duurzame Inrichting Openbare Ruimte), LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) en DUOR (Duurzaam Uitvoeringsprogramma Openbare Ruimte). In het programma wordt hier de komende periode veel inzet op gepleegd. Waarbij DIOR en LIOR de voorlopers zijn van het UIOR. Eerst moet immers keuzes gemaakt worden over de gewenste inrichting van de openbare ruimte voordat dit invulling krijgt in een uitvoeringsprogramma. Uiteindelijk leidt dit tot heldere beleidsmatige keuzes, een leidraad o.b.v. het beleid voor werkzaamheden door aannemers en een meerjarig uitvoeringsprogramma voor interne werkzaamheden voor de komende decennia.
Nr. |
Inspanningen |
Resultaat |
3a |
Opstellen en vaststellen van DIOR |
Integraal beleidskader voor duurzame inrichting van de openbare ruimte |
3b |
Opstellen en vaststellen van LIOR |
Inrichtingseisen aan de openbare ruimte aan de hand van een leidraad. |
3c |
Opstellen en vaststellen van DUOR |
Meerjarig uitvoeringsprogramma voor de openbare ruimte |
4. Duurzame koppelkansen projecten -> Strategisch doel 2, 3, 5, 6
Met de duurzame inrichting van de openbare ruimte is de (integrale) inhoud van de projecten in de openbare ruimte geborgd. Tot die tijd is aandacht gevraagd voor de projecten op de kortere termijn. De behoefte bestaat om meer in control te komen verschillende doelstellingen meer in samenhang te benaderen. Dit krijgt vorm door vanuit een uniform format te werken waarin de werkvoorraad van projecten is weergegeven, inclusief bijbehorende koppelkansen. Om dit in de praktijk goed te laten verlopen is een professionalisering nodig van het projectmatig werken en zijn vernieuwde (integrale) werkprocessen nodig.
Nr. |
Inspanningen |
Resultaat |
4a |
Format voor de werkvoorraad van projecten |
Eenduidig overzicht waarin de status van alle civiele projecten zijn weergegeven. |
4b |
Koppelkansen (duurzame en regulier) benutten in projecten |
Structureel borgen van koppelkansen bij nieuwe projecten. |
4c |
Werkproces civiele projecten en gebiedsontwikkelingen |
Eenduidige werkwijze bij projecten en voor de afstemming tussen clusters. |
4d |
Projectmatig werken professionaliseren |
Werken vanuit formats voor eenduidigheid en duidelijkheid. |
5. Veiligheid in de openbare ruimte -> Strategisch doel 3, 4
De focus van het programma Leefbaarheid ligt op buiten; de openbare ruimte. Dit geldt ook voor veiligheid. Daarbij zijn enkele aspecten die voor veiligheid in de gemeente het meest in het oog springen. Hier wordt de focus op gelegd, om daarmee ruimte te scheppen aan verbetering op deze aspecten naast de vele operationele werkzaamheden die van toepassing zijn voor het borgen van veiligheid. Het betreft beleving, jeugdproblematiek en fysieke inrichting. Allemaal in relatie tot de openbare ruimte.
Nr. |
Inspanningen |
Resultaat |
5a |
Datagedreven werken |
Inzicht in de objectieve en subjectieve veiligheidsbeleving van inwoners |
5b |
Interne samenwerking voor jeugdoverlast- en criminaliteit |
Elkaars energie en inzet benutten door verschillende perspectieven aan elkaar te koppelen |
5c |
Aansluiten bij het Buurten in de buurt |
Veiligheidsissues in de buurt komen stelselmatig boven water. |
5d |
Veiligheid in de openbare ruimte in kaart |
Informatie over de meest voorname knelpunten op het gebied van veiligheid in de openbare ruimte |
6. Datagredeven werken -> Strategisch doel 1, 2, 3, 4, 5, 6
De wens om meer datagedreven te werken komt terug in alle strategische doelstellingen, programmalijnen en maatschappelijke effecten. Met het datagedreven werken ontstaat, naast de praktische inspanningen, een objectiever beeld van de effecten die worden nagestreefd. Aan de voorkant helpt het om de behoeften beter te kunnen duiden, maar het is ook helpend in de analyses van specifieke inspanningen. Daarmee worden inspanningen doelmatiger en is de ruggengraat van de monitoring van het programma