2.1 Context en aanleiding
2.1.1 Context
Op internationaal, Europees, nationaal en lokaal niveau zijn afspraken gemaakt om de ergste gevolgen van klimaatverandering te beperken. Dat is geen gemakkelijke opgave – het betekent dat we anders om moeten gaan met ons energieverbruik, hoe we reizen, hoeveel en wat voor soorten materiaal we gebruiken en hoe we omgaan met onze natuurlijke leefomgeving.
Op ieder niveau kunnen we bijdragen aan de oplossingen. Ook bestuurders en raadsleden in Geertruidenberg hebben uitgesproken toe te willen werken naar een duurzame gemeente in 2050 of eerder. Zoals het coalitieakkoord 2022-2026 zegt: “We vinden duurzaamheid noodzakelijk, daarom zetten we hier fors op in. We gaan ons duurzaamheidsbeleid actualiseren. Ons streven is een klimaatneutraal, circulair en fossielvrij Geertruidenberg in 2050. Of eerder als het kan.” Een belangrijke voorwaarde voor Geertruidenberg is dat duurzaamheidsbeleid technisch en financieel haalbaar moet zijn voor haar inwoners en ondernemers.
Al in 2017 stelde de gemeenteraad de duurzaamheidsvisie “Duurzaam vanuit lokale sterktes” vast. Op basis van die visie stelde de gemeente vervolgens een eerste duurzaamheidsprogramma (2018) op. De transitie naar een duurzame gemeente kenmerkt zich door onzekerheid – politieke, maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen volgen elkaar snel op en technologische innovatie gaat harder dan ooit. Dat betekent dat de opgave voortdurend verandert. Daarmee komt de noodzaak van het tussentijds herijken van het programma.
Dit herziene programma houdt rekening met nieuwe beleidskaders en normeringen, vanuit o.a. het Nationale Klimaatakkoord (2020) en de Regionale Energie Strategie 1.0 (RES). Daarnaast hebben andere ontwikkelingen in afgelopen jaren de opgaven waar we voor staan veranderd. Denk bijvoorbeeld aan de snelle opkomst van elektrisch vervoer, maar ook uitdagingen als netcongestie op het elektriciteitsnet en extremer weer. In dit programma beschrijven we daarom opnieuw de opgave waar we voor staan en met welke projecten en inspanningen we de opgave aanpakken.
Dit duurzaamheidsprogramma maakt de ambitie van een duurzaam Geertruidenberg in 2050 concreet. Wat gaan we doen, welke rol nemen we aan en hoe gaan we dat betalen? De focus ligt daarbij op de komende vier jaar. Maar omdat deze opgave vraagt om een lange termijnvisie kijken we ook vooruit naar 2030 en naar 2050. Als gemeente richten wij ons op de volgende thema’s: de energietransitie, duurzame mobiliteit, circulaire economie en klimaatbestendigheid.
2.1.2 Aanleiding
Sinds het opstellen van het vorige duurzaamheidsprogramma in 2018 zijn er veel nieuwe beleidskaders opgesteld en projecten opgestart, van Europees tot lokaal niveau. Deze veranderingen zijn de aanleiding om ons duurzaamheidsprogramma aan te scherpen. In dit herziene programma stemmen we onze projecten en inspanningen opnieuw af op de veranderde context.
In de EU hebben we afgesproken om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn. Als tussendoel hebben we afgesproken dat we in 2030 minimaal 55% minder CO2 uitstoten. Om zeker te weten dat we dat doel halen in Nederland, richt het kabinet het beleid op 60% minder uitstoot in 2030. Dat betekent dat we allemaal moeten bijdragen aan het versnellen van de energietransitie. En dat we ook op lokaal niveau onze doelen moeten bijstellen.
Ook op de andere thema’s zijn er grote ontwikkelingen geweest. Zo hebben we een razendsnelle opkomst van elektrisch vervoer gezien en rijden er steeds meer deelauto’s over onze wegen. Er zijn ook minder positieve ontwikkelingen. Zo hebben we vaker last van extreem weer, zoals droogte of juist hevige regenval. Het is duidelijk dat we onze leefomgeving moeten aanpassen als gevolg van deze ontwikkelingen.
De kaders en uitgangspunten voor dit duurzaamheidsprogramma vloeien voort uit verschillende beleidskaders en normeringen vanuit de Europese Unie, het Rijk en de regio. Voor de vier thema’s waar wij ons op richten als gemeente zijn sinds 2018 onder andere de volgende nieuwe beleidskaders opgesteld of aangescherpt.
Deze scherpere doelen zijn zowel een kans als een uitdaging voor Geertruidenberg. Aan de ene kant betekent het dat we sneller en harder aan onze doelen moeten werken. Aan de andere kant betekent het ook dat er vanuit het Rijk meer middelen beschikbaar komen en zorgt de urgentie ervoor dat steeds meer maatschappelijke partners de handen in elkaar slaan en samenwerken om de verduurzaming te versnellen.
Meer uitvoeringskracht is hard nodig om al deze opgaven het hoofd te bieden. Niet alleen van maatschappelijke partners, ook binnen de gemeente zelf. Een groot knelpunt is het gebrek aan de grote uitvoeringskracht die nodig is om de transitie naar een duurzame gemeente mogelijk te maken. Een andere aanleiding voor dit programma is daarom de wens en noodzaak om inzichtelijk te maken hoeveel mensen en middelen we nodig hebben om de uitvoer van dit programma te realiseren.
2.2 Ambitie en strategie
2.2.1 Ambitie
Onze hoofddoelstelling
De centrale ambitie en hoofddoelstelling van dit programma is: een duurzaam, fossielvrij, circulair en klimaatbestendig Geertruidenberg in 2050 of eerder. Dit programma draagt daarmee bij aan een duurzaam en toekomstbestendig Geertruidenberg. Waar we nu én in de toekomst fijn met elkaar kunnen wonen, werken en recreëren.
2.2.2 Strategische doelstellingen
Duurzaamheid is een breed begrip. Als gemeente richten wij ons op vier grote thema’s:
- Een energieneutraal en fossielvrij Geertruidenberg in 2050 of eerder
We werken aan een toekomstbestendig energiesysteem in onze regio. We verminderen onze energiebehoefte door in te zetten op besparing. De energievraag die overblijft vullen we in door duurzame energie op te wekken. - Alle verplaatsingen in Geertruidenberg zijn in 2050 duurzaam
We stimuleren actieve mobiliteit (lopen en fietsen), zorgen voor aantrekkelijk openbaar- en deelvervoer en schakelen om naar elektrische voertuigen of voertuigen op hernieuwbare brandstoffen. - Een circulair Geertruidenberg in 2050
We gooien per inwoner veel minder weg. Het afval dat overblijft scheiden we slim, zodat we het kunnen opwaarderen en hergebruiken als grondstof. We geven het goede voorbeeld en kopen circulair in. We experimenteren met het verbinden van reststromen in de gemeente en zetten in op bewustwording. - Een klimaatbestendig Geertruidenberg in 2050 of eerder
We vergroenen onze gemeente; zo voorkomen we hittestress, herstellen we het ecosysteem en stimuleren we biodiversiteitsherstel. We verbeteren onze bodem- en waterkwaliteit. Ruimte voor ‘groen’ en ‘blauw’ wordt leidend in onze ruimtelijke plannen. We maken onze gemeente klaar voor meer extreme weersomstandigheden.
2.2.3 Maatschappelijke effecten
Deze vier thema's zien we als de programmalijnen voor het programma duurzaamheid. Per programmalijn formuleren we een aantal maatschappelijke effecten die we willen bereiken:
- Een energieneutraal en fossielvrij Geertruidenberg in 2050
a. Een toegankelijk, duurzaam en toekomstbestendig energiesysteem
b. 33% warmtebesparing t.o.v. 2018 in 2050, 15% in 2030
c. 100% van de verbruikte energie wordt duurzaam opgewekt in 2050 - Alle verplaatsingen in Geertruidenberg zijn in 2050 duurzaam
a. Een volledig dekkende oplaadinfrastructuur
b. Meer deelvervoer en daarmee minder auto’s
c. Duurzame voertuigen (elektrisch en waterstof) zijn de norm
d. Per fiets en te voet is zo aantrekkelijk mogelijk - Een circulair Geertruidenberg in 2050
a. 100% hergebruik primaire grondstoffen in 2050, 50% in 2030
b. Geen restafval meer in 2050, maximaal 30 kg in 2030
c. 50% minder gebruik primaire grondstoffen in 2030 - Een klimaatbestendig Geertruidenberg in 2050 of eerder
a. Herstel ecosysteem en biodiversiteit
b. Geen hittestress én wateroverlast in 2050
c. Vergroende omgeving, meer m2 groen van hoogwaardigere kwaliteit t.o.v. 2023
d. Verbeterde luchtkwaliteit t.o.v. 2023
2.2.4 Strategie
De transitie naar een duurzame gemeente omvat veel grote opgaven. De samenhang tussen de vier thema’s stelt ons in staat om met slimme inspanningen en projecten bij te dragen aan meerdere doelen. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat we niet overweldigd raken door de complexiteit aan opgaven die onder het thema duurzaamheid vallen. Uiteindelijk vraagt de transitie naar een duurzame gemeente een nieuwe, integrale manier van werken die overal in de gemeente en gemeentelijke organisatie een plek moet krijgen. Dit programma stelt daarom de opgave centraal. Dat betekent dat we niet uitsluitend kijken wat er kan vanuit bestaande kaders, maar dat we ons de vraag stellen: wat is er nú nodig om de uitdagingen het hoofd te bieden? Dat vraagt om politieke daadkracht, ambtelijke slagkracht en een wendbare organisatie.
We werken aan transities en daarbij is het belangrijk om beweging te creëren. Hoewel de invloed soms beperkt is, heeft de gemeente op basis van de kaders en richtlijnen de regie om de duurzaamheidsopgaven op gang te brengen, te faciliteren en waar mogelijk te versnellen. In de transitie naar een duurzame gemeente fungeert de gemeente ten eerste als lokaal regisseur. De regisseur stuurt betrokken partijen aan, stelt heldere doelen en komt tot een concreet uitvoeringsplan. Dit betekent algemeen dat:
• Wij maatschappelijke partijen, bedrijven en inwoners betrekken – oproepen en soms aansturen om een bijdrage te leveren en tot resultaten te komen;
• We duidelijk en transparant communiceren naar onze inwoners en ondernemers;
• Wij het tempo van activiteiten afstemmen zodat stap voor stap iedereen mee kan;
• Wij partijen ondersteunen en stimuleren.
Het organiseren van burgerparticipatie is hier een voorbeeld van, maar ook het uitvoeren van landelijke subsidieregelingen voor isolatie of het schrijven van beleidskaders om grootschalige opwek mogelijk te maken.
De gemeente kan zes strategische rollen aannemen: afwachter, verbinder, facilitator, regisseur, uitvoerder en wetgever (figuur 1). Het onderscheiden van rollen helpt ons om op het speelveld bewust positie te kiezen en de juiste instrumenten te selecteren. In de praktijk zullen rollen vaak worden gecombineerd.
Op sommige thema’s heeft de gemeente veel handelingsperspectief, op andere thema’s is dat minder. Om te voorkomen dat we ambities stellen die we niet waar kunnen maken, beschrijven we per thema in dit programma wat de logische strategische rol is voor de gemeente. Bovendien kiezen we voor focus: we zetten hard in op thema’s die kunnen zorgen voor de grootste impact. Dat betekent dat er verschil zit tussen de hoeveelheid en omvang van concrete projecten en inspanningen per thema; op het thema energie en warmte zetten we bijvoorbeeld harder in dan op het thema circulaire economie.
2.2.5 Afbakening
In dit programma beperken we ons tot de vier genoemde hoofdthema’s: energietransitie, duurzame mobiliteit, circulaire economie en klimaatbestendigheid. Leidend voor dit programma is het overzicht op de volgende pagina (figuur 2)
Er zijn andere inhoudelijke thema’s en beleidsvelden die direct te maken hebben met het thema duurzaamheid of er nauw mee verwant zijn. Projecten en inspanningen in dit programma zorgen wellicht voor effecten op andere thema’s, zoals gezondheid en leefbaarheid. En voor het behalen van doelen in dit programma zijn wij bijvoorbeeld afhankelijk van keuzes die gemaakt worden in ruimtelijke ordening en beheer. In hoofdstuk 3.4 gaan wij verder in op de relatie en overlap met andere beleidsthema’s
2.3 Aanpak
De transitie naar een toekomstbestendige en duurzame gemeente kenmerkt zich door onzekerheden en is per definitie niet te vangen in een blauwdruk of vastomlijnd stappenplan. Geertruidenberg is, net als andere gemeenten, volop aan het leren en experimenteren hoe zij haar duurzame doelen gaat realiseren. We gaan zo doelmatig mogelijk aan de slag, maar we weten ook dat een transitie niet lineair verloopt. Dit programma geeft aan wat er nodig is om dat iteratieve proces van een transitie aan te gaan, met de kennis van vandaag. Het houdt rekening met ontwikkelingen, onzekerheden en afhankelijkheden van andere partijen. Het gaat uit van de lokale sterktes van Geertruidenberg en focust op wat wij nu kunnen en moeten doen om de transitie naar een duurzame gemeente te versnellen. We richten ons op de maatregelen en activiteiten die de meeste impact hebben. En kijken wat we op korte termijn kunnen doen om de transitie naar een duurzame gemeente op lange termijn zo gemakkelijk mogelijk te laten verlopen.
2.3.1 Programmalijnen
1. Energietransitie
De energietransitie bestaat op hoofdlijnen uit twee onderdelen: de omschakeling van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen en het verminderen van onze energiebehoefte. Deze twee onderdelen zijn allebei een grote uitdaging, maar hangen wel nauw met elkaar samen. We behandelen ze daarom onder één programmalijn, maar werken wel aparte doelen en projecten uit.
Naar een toekomstbestendig energiesysteem
De omschakeling van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen bestaat uit een aantal stappen:
- Het duurzaam opwekken van energie, bijvoorbeeld met zonnepanelen;
- Het aanpassen van de huidige energie infrastructuur naar een toekomstbestendige infrastructuur, waaronder de uitfasering van aardgas;
- Het opslaan van energie om de ongelijktijdigheid van vraag en aanbod te kunnen regelen.
Afgelopen jaren hebben we in Geertruidenberg al hard gewerkt om dit mogelijk te maken. Er liggen steeds meer zonnepanelen op onze daken en op het water en we hebben in de regio nieuwe plannen gemaakt voor de energietransitie in de RES 1.0. Komend jaar werken we toe naar de RES 2.0 waarin we alle ontwikkelingen op gebied van elektriciteit en warmte meenemen.
In de uitvoering van de energietransitie lopen we tegen een aantal complexe knelpunten aan. Het belangrijkste probleem is netcongestie in de regio. De opgave om energieneutraal te worden is daardoor een stuk moeilijker geworden. Dat betekent dat we niet alleen met ambitie, maar ook met realisme moeten kijken naar de energietransitie. Grootschalige duurzame energie opwek is op dit moment moeilijk. Geertruidenberg zet daarom in op het mogelijk maken van de elektriciteitsinfrastructuur, die door het Amerknooppunt van landelijk belang is. Daarnaast kan de gemeente het ondanks de beperkingen op het elektriciteitsnet al wel in beleid schetsen onder welke voorwaarden grootschalige opwek en opslag mogelijk is. Zo spelen we in op de situatie waarbij de knelpunten op het elektriciteitsnet opgelost zijn.
Kortom: komende jaren bouwen we hard aan het energiesysteem van de toekomst en maken we de weg vrij om onze duurzame energie opwek vanaf 2027 enorm op te schalen.
Energie besparen in de gebouwde omgeving
De meest duurzame energie is energie die je niet gebruikt. Daarom zetten we fors in op energiebesparing. Het grootste deel van deze besparing realiseren we door het isoleren van woningen en bedrijfsgebouwen. Op het gebied van warmte is de doelstelling duidelijk: uiterlijk in 2050 worden alle gebouwen in de gemeente duurzaam verwarmd zonder fossiel gas. Een ambitieuze opgave, want het merendeel van de gebouwen gebruikt op dit moment nog aardgas voor ruimteverwarming, warm water, koken, of voor bedrijfsprocessen. Als regisseur van de warmtetransitie jaagt de gemeente de komende jaren verdere stappen aan naar een toekomstbestendige gebouwvoorraad. Dat betekent isoleren en besparen, zowel gemeente breed als gebiedsgericht via buurtuitvoeringsplannen, en de overstap naar aardgasvrije warmtealternatieven faciliteren. Uitgangspunt daarbij is dat maatregelen die worden genomen en het alternatief voor aardgas technisch en financieel haalbaar is voor alle inwoners en ondernemers.
Voor de slechter geïsoleerde woningen zetten we een lokale isolatiesubsidie op, zodat we een flinke slag kunnen maken. Ook gaan we door met het verduurzamen we ons eigen gemeentelijk vastgoed, zodat wij als gemeente het goede voorbeeld geven. In de besparingsopgave trekken we samen op met onze realisatiepartners om plannen en ambities goed op elkaar af te stemmen en geen kans voor verduurzaming onbenut te laten.
2. Duurzame Mobiliteit
Om te komen tot een fossielvrije gemeente moeten we ook werken aan andere manier van vervoer. Duurzame mobiliteit kan grofweg opgeknipt worden in twee delen: deel- & openbaar vervoer en infrastructuur. Onder deel- en openbaar vervoer valt alles van de bus tot deelfietsen en –auto’s. En onder infrastructuur valt alles van fietspaden tot oplaadinfrastructuur.
De meest duurzame mobiliteit is geen mobiliteit, of in ieder geval die vorm waarvoor je geen motorvoertuig nodig hebt. Daarom zetten we ten eerste in op verplaatsingen met de personenauto verminderen, door fietsen, openbaar vervoer en wandelen aantrekkelijker te maken. We inventariseren de knelpunten, pakken deze aan en verbeteren onze fietsinfrastructuur waar mogelijk. Dit alles komt terug in het gemeentelijke mobiliteitsplan. Daarnaast stimuleren we openbaar vervoer en deelvervoer, het liefst zo snel mogelijk fossielvrij. Hierdoor worden verplaatsingen efficiënter, omdat we meer mensen met minder voertuigen van A naar B kunnen brengen. De autoverplaatsingen die vervolgens nog nodig zijn, maken we zo duurzaam mogelijk door duurzaam rijden te faciliteren en stimuleren.
Afgelopen jaren hebben we in Nederland een enorme groei aan elektrische auto’s gezien. Ook in Geertruidenberg verwachten we een verdere toename van het aandeel elektrisch rijders. Dit willen wij stimuleren en zeker niet afremmen door een beperkt aanbod laadpalen in de publieke ruimte. We bewegen mee met de vraag naar reguliere laadpalen; we plaatsen bij aanvragen van bewoners en hanteren daarin de ladder van laden. Als we zien dat het aanbod achter blijft bij de vraag plaatsen we ook proactief, dus zonder bewonersaanvraag, extra laadpunten. Bovendien stimuleren we aankomende jaren ondernemers in onze gemeente om over te stappen op duurzame mobiliteit – bijvoorbeeld door hun eigen wagenpark te verduurzamen. We geven het goede voorbeeld en pakken in de komende jaren ook ons eigen wagenpark aan.
3. Circulaire Economie
We verbruiken momenteel veel meer grondstoffen dan onze planeet beschikbaar heeft en de behoefte naar grondstoffen blijft groeien. De huidige onbalans in grondstoffenverbruik is niet oneindig vol te houden. Daarom werkt Nederland toe naar een volledig circulaire economie in 2050, met als tussendoel 50% minder verbruik van primaire grondstoffen in 2030. In een circulaire economie worden materialen en producten die nu nog als afval worden gezien, hergebruikt. Zo hebben we minder of geen nieuwe grondstoffen nodig. De nationale doelen en maatregelen zijn vastgelegd in het Nationale Programma Circulaire Economie.
De opgave om van een lineaire naar een circulaire economie te komen, is een enorme uitdaging. We gaan naar een economisch systeem van gesloten kringlopen waarin grondstoffen, onderdelen en producten hun waarde zo min mogelijk verliezen. Dit doen we door in bestaande productieprocessen efficiënter gebruik te maken van grondstoffen, en als nieuwe grondstoffen nodig zijn, deze zoveel mogelijk duurzaam en hernieuwbaar te produceren. Bovendien is het belangrijk productiemethodes te ontwikkelen op basis van circulair ontwerp. Deze efficiënte en duurzame inzet van grondstoffen is noodzakelijk om de klimaatdoelen te halen.
In Geertruidenberg passen we ons afvalbeleid aan: we gaan meer en efficiënter afval scheiden. Dat maakt het hergebruik en opwaarderen van ‘afval’ makkelijker. We gebruiken nieuwe normeringen, ontwikkelen een financiële prikkel, maar zetten ook zachte instrumenten in als bewustwordingscampagnes. Daarnaast zetten we circulariteit centraal in ons inkoopbeleid en stimuleren we ondernemers in onze gemeenten gebruik te maken van elkaars afvalstromen.
4. Klimaatbestendigheid
Naast bijdragen aan het beperken van klimaatverandering is er ook een noodzaak ontstaan om ons voor te bereiden op het nu al veranderende klimaat. We zien hier steeds meer praktijkvoorbeelden van in Nederland. Van snikhete zomers, tot overstromingen in Limburg. Vanuit het Nationaal Deltaprogramma en de Nationale Adaptatiestrategie komt Nederland in beweging om onze leefomgeving aan te passen aan veranderende weers- en landschapsomstandigheden. De grote uitdaging hierbij is dat de voordelen van klimaatadaptieve maatregelen niet altijd tot direct meetbare of monetair aantrekkelijke resultaten leiden. Dus hoewel de noodzaak voor klimaatadaptatie steeds groter wordt en de maatregelen vaak de leefomgeving verfraaien, is het altijd de vraag hoeveel maatregelen ‘genoeg’ zijn. De klimaatscenario’s van het KNMI leveren hierin elke ca. 10 jaar nieuwe inzichten over de mate van hevige regenval, stormen, hitte, droogte en kans op overstroming waar Nederland mee te maken krijgt.
Om deze veranderende en meer extreme weersomstandigheden het hoofd te bieden, vergroenen we komende jaren onze gemeente. Meer groen zorgt voor verkoeling bij hitte en betere afwatering bij zware regen. We zorgen ook voor voldoende waterberging, dat weer helpt bij droogte. Bovendien zorgt meer groen ook voor een fijne ervaring van de publieke ruimte. Daarbij is het wel belangrijk dat we onze ‘menselijke’ kijk op groen bijstellen. In plaats van alleen de kijken naar de esthetische waarde van groen (een mooi gemaaid grasveld, leuke bloemen), moet de functie van het groen centraal staan. Natuurlijke processen moeten weer leidend worden. Dat betekent bijvoorbeeld dat we geen planten meer aanplanten op esthetische waarde, maar dat we inheemse, streekeigen planten aanbrengen om het ecosysteem te herstellen. Ook bij het beheer van het groen wordt de functie van het groen centraal gesteld. We maken vergroening leidend in onze ruimtelijke inrichting en stellen een Duurzame Inrichting Openbare Ruimte (DIOR) op. Duurzame inrichting van onze gemeente biedt ook kansen om biodiversiteit in Geertruidenberg te herstellen. We maken dit expliciet in een soortenmanagement plan. Dit plan omvat een aanpak voor de gebouwgebonden soorten maar ook een plan voor biodiversiteitsherstel. Het ecosysteem denken wordt daarin leidend. Tot we een DIOR hebben, pakken we geplande werkzaamheden aan als kans en kijken we waar we deze nu al kunnen verduurzamen.