Voorwoord

Hierbij bieden wij u de begroting 2024 en meerjarenramingen 2025 tot en met 2027 aan. Komend jaar werken we verder aan de uitvoering van het coalitieprogramma 2022-2026 “Een gemeenteraad voor drie kernen”. We doen onze uiterste best om in elke maatschappelijke opgave c.q. uit ieder programma zoveel mogelijk mooie en goede dingen voor onze inwoners en ondernemers te realiseren, maar we kunnen helaas niet alles.

 

We staan voor grote uitdagingen

Na de vaststelling van de Voorjaarsnota 2023 zijn het college en de ambtelijke organisatie druk aan de slag gegaan met de voorbereidingen op de meerjarenbegroting 2024-2027. In de Voorjaarsnota was het financieel perspectief niet gunstig. De nota liet namelijk overwegend forse tekorten zien die in 2026 en 2027 zouden oplopen tot ca. 2,5 respectievelijk 2,8 miljoen structureel.  

 

Al langere tijd is bekend dat gemeenten vanaf 2026 met een andere verdeling van het gemeentefonds te maken krijgen waardoor er forse financiële tekorten ontstaan. Er wordt in dit verband gesproken over het ravijn van 2026. De tot nu toe bekende circulaires vanuit het Rijk wijzen daar nog steeds op. Dat verklaart de strucurele tekorten voor de jaren 2026 en 2027 die in de Voorjaarsnota te zien zijn. Het is vooralsnog realistisch om ook in 2028 en verder uit te gaan van structurele tekorten.

 

De VNG heeft ertoe opgeroepen dat gemeenten een duidelijk signaal moeten afgeven richting het Rijk door voor die jaren niet structureel sluitende begrotingen aan te leveren bij de toezichthoudende provincies. Onze toezichthouder heeft aangegeven daar begrip voor te hebben gelet op de financiële situatie van de gemeenten. Overigens volgt uit de begrotingscirculaires van de provincie Noord-Brabant dat van een structureel sluitende meerjarenbegroting sprake is wanneer of het eerste jaar van de vierjaarperiode (voor de voorliggende begroting: 2024) structureel sluitend is, of, wanneer dat eerste jaar niet sluitend is, het laatste jaar (voor de voorliggende meerjarenraming: 2027) structureel sluitend is. Uitgangspunt bij beide voorwaarden is dat op een reële manier wordt begroot en dat daarvan bij enkel taakstellende bezuinigingsmaatregelen geen sprake is. Is aan één van beide voorwaarden voldaan, dan blijft het repressieve toezicht (toetsing achteraf zoals nu voor onze gemeente het geval is) van toepassing. Lukt het niet om aan één van beide voorwaarden te voldoen, dan volgt in beginsel preventief toezicht.

 

Aangezien alle gemeenten hetzelfde probleem hebben, is de verwachting van het VNG dat er voor die jaren waarin nu een tekort zichtbaar is op een of andere manier nog een oplossing wordt geboden vanuit het Rijk.

 

Hoewel wij in de conclusie van de Voorjaarsnota hebben aangegeven het advies van de VNG vooralsnog voor kennisgeving te hebben aangenomen en ons tot het uiterste in te spannen om een voor alle jaren sluitende meerjarenraming aan te bieden, hebben we er uiteindelijk, na overleg met de toezichthouder, voor moeten kiezen om de gevolgen van de lagere Rijksbijdragen te laten zien. Dit betekent dat we zonder extra financiële middelen van het Rijk de begroting vanaf 2026 niet sluitend krijgen.

 

Daarnaast hebben we nog te maken met grote maatschappelijke uitdagingen. Denk aan de energiecrisis, de wooncrisis, de stikstofproblematiek en de gevolgen van de oorlog in Oekraïne. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op onze inwoners en ondernemers.

 

Eind september en begin oktober jl. heeft de wethouder Financiën met alle fracties uit de gemeenteraad gesproken over mogelijk oplossingsrichtingen voor de financiële uitdagingen voor de jaren 2026 en verder. In deze gesprekken zijn een aantal (financiële) strategische vraagstukken per programma besproken waarmee het college verder aan de slag gaat.

 

Val van het kabinet

In verband met zijn demissionaire status heeft het kabinet een beleidsarme begroting voorgelegd aan de Tweede Kamer. Van belang voor onze inwoners is dat de gemeente adequaat aan de slag kan blijven met de grote maatschappelijke opgaven waarvoor wij staan. Hiervoor zijn voldoende financiële middelen nodig. Van een nieuw kabinet verwachten we dat er een nieuwe manier van financieren van gemeenten ingevoerd wordt die het ravijn van 2026 en volgende jaren neutraliseert.

 

We maken scherpe keuzes

Gezien alle ontwikkelingen waar we voor komen te staan, moeten we hele scherpe keuzes maken in wat we wel en niet gaan doen. Het is goed dat we voor 2024 en 2025 een reële structureel sluitende begroting/raming kunnen aanbieden. We hebben ambities en willen er zoveel mogelijk voor onze inwoners en ondernemers zijn, maar helaas kunnen we niet alles doen. We kunnen ons geld maar één keer uitgeven. We blijven natuurlijk goed kijken naar onze uitgaven, maar het wordt steeds moeilijker om de begroting rond krijgen.

Voor de jaren 2024 en 2025 is het vooral gelukt om deze jaren sluitend te krijgen door te zorgen voor extra inkomsten of slim gebruik te maken van gelden vanuit het Rijk die voor specifieke doelen mogen worden ingezet.

Bij het programma Leefbaarheid is ervoor gekozen om slim om te gaan met investeringen. Daarom is kritisch bekeken welke projecten in 2025 kunnen starten en welke in 2024. Het investeringsplan is steeds meer op orde gebracht waardoor het sturen op de projecten gemakkelijker is/wordt.

 

In het programma Duurzaamheid zijn een aantal projectbudgetten verlaagd of zij worden gedekt vanuit de vrije algemene reserve (VAR). Verder zijn er voor het programma duurzaamheid veel budgetten beschikbaar vanuit het Rijk. Deze worden vooral ingezet om personeel te bekostigen. Hierdoor wordt een bezuiniging gerealiseerd omdat dit personeel op een andere manier bekostigd kan worden. Het nadeel ervan is weer dat hierdoor minder budget overblijft voor de uitvoering van duurzaamheidsprojecten.

 

In programma 3, Mens en Zorg, gaat relatief veel geld om. In dit programma zitten echter weinig mogelijkheden om op heel korte termijn bezuinigingen te realiseren. Hier liggen vooral kansen op de lange termijn, namelijk het maatschappelijk vastgoed en het brede sociaal domein rondom hulp en ondersteuning van onze inwoners. Wat betreft maatschappelijk vastgoed; het college heeft in de afgelopen jaren steeds meer en beter in beeld gebracht wat de situatie is van het maatschappelijk vastgoed. Hieruit blijkt dat er in veel gevallen een ongelijke situatie is, dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de lijst met de zogenaamde “grijze” subsidies. Het voorstel is om het subsidiebeleid en accommodatiebeleid beiden te herijken en met elkaar in verbinding te brengen. Hierbij zijn bestuurlijke uitgangspunten nodig. Zo kan het betekenen dat de huidige afspraken met bijvoorbeeld verenigingen herzien moeten worden waardoor enkele verenigingen mogelijk financieel meer zullen moeten bijdragen dan ze nu doen. Een ander voorbeeld is het anders vormgeven van schoonmaak (minder frequent of via zelfwerkzaamheid). Ook onderzoek naar de huisvesting van de gemeentelijke organisatie is een onderdeel van het maatschappelijk vastgoed. Daarom wil het college deze denkrichtingen graag de komende jaren verder verkennen met de verwachting dat dit uiteindelijk een besparing op zou kunnen leveren.

 

Rondom de hulp en ondersteuning aan inwoners is uit een korte analyse gebleken dat gemeente Geertruidenberg zowel aan jeugd, WMO als sociale basisvoorzieningen meer geld uitgeeft dan vergelijkbare gemeenten. De verwachting is dat de verschillende projecten die de komende jaren van start gaan of al gestart zijn binnen het programma Mens en Zorg, tot wezenlijke veranderingen zullen leiden in de aard, effectiviteit en efficiëntie van de gemeentelijke voorzieningen én de wijze waarop deze worden georganiseerd en uitgevoerd (door en/of namens de gemeente). Het college ziet als kans voor kostenbesparing met name de aanpassing van de sociale voorzieningen.

 

In het programma Wonen kan weinig worden bespaard, maar kunnen wel extra inkomsten worden gegenereerd. Bijvoorbeeld door de grondprijzen te verhogen of de woningbouw op sommige locaties te intensiveren, uiteraard alleen als dit mogelijk en wenselijk is.

 

Bij het programma Economie en Toerisme zijn zowel opties voor het verhogen van inkomsten als het besparen op budget als op het anders inzetten van capaciteit. Bij de verhoging van inkomsten kiest het college ervoor de toeristenbelasting langzaam omhoog te doen tot het gemiddelde niveau in Brabant. Verder wordt onderzocht of het mogelijk is de organisatie van bijvoorbeeld de kermis op een andere manier te doen zodat hiermee budget en capaciteit wordt vrijgespeeld. Daarnaast staan er enkele grote investeringen op de planning, waarbij de raad een afweging mag maken over of de kosten in verhouding staan tot de (maatschappelijke) baten.

 

In het programma Bestuur en Dienstverlening is een verhoging van de leges opgenomen. Dit wordt ingeschat aan de hand van een aantal grote projecten die verwacht worden waardoor de opbrengsten de komende jaren zullen stijgen.

 

Ook in het programma Financiën is vooral gezocht naar extra inkomsten, bijvoorbeeld door de OZB te verhogen. Verder wordt de komende jaren kritisch bekeken of het in sommige gevallen efficiënter is om extern in te huren of bepaalde functies buiten de organisatie te plaatsen, of juist om specialistische functies in te vullen.

 

In het algemeen is de keuze gemaakt om een aantal incidentele zaken te dekken uit de Vrije Algemene Reserve om hiermee de begroting in de jaren 2024 en 2025 sluitend te krijgen. Over al deze zaken blijven wij met de gemeenteraad in gesprek.

Verloop Begrotingsaldo 2024 - 2027

Terug naar navigatie - Verloop Begrotingsaldo 2024 - 2027

De meerjarenbegroting 2024-2027 is tegelijkertijd met de Najaarsnota 2023 opgesteld. De Najaarsnota 2023 bevat de mutaties van de Turap 2023-2 en de algemene uitkering 2023. De structurele doorwerking van de mutaties in de Turap 2023 en de algemene uitkering 2023 is opgenomen in de begroting 2024-2027.  

 

In de begroting 2024-207 zijn de gebruikelijke ontwikkelingen op het terrein van personeel, gerealiseerde en nieuwe investeringen, mutaties in gemeentelijke belastingen of heffingen en autonome en administratieve mutaties opgenomen. Alle deze financiële mutaties worden gerekend tot bestaand beleid (autonome en / of wettelijke ontwikkelingen). Tot slot vindt de financiële vertaling van het nieuw beleid zoals opgenomen in de kadernota 2024 - 2027 plaats. 

 

In de onderstaande tabel wordt op hoofdlijnen het financieel perspectief geschetst. Meer gedetailleerde informatie over de mutaties treft u in de programma's of paragrafen aan.

 

(bedragen x € 1.000) 2024 2025 2026 2027
Begroting 2024 - 2027 na Turap 2023-1 inclusief tussentijdse raadsbesluiten 304 N 1.538 V 789 N 1.111 N
Personele ontwikkelingen doorwerking CAO 571 N 571 N 571 N 571 N
Gerealiseerde investeringen per 1-1-2024 221 N 307 N 558 N 347 N
Investeringsplan 2024-2027 175 V 16 V 78 V 104 N
Gemeentelijke belastingen en heffingen 557 V 476 V 576 V 521 V
Algemene uitkering 2024-2027 op basis van septembercirculaire 938 V 97 V 311 N 83 V
Specifiek Nieuw beleid op basis van Kadernota 486 N 476 N 460 N 476 N
Overige mutaties bestaand beleid   86 V 270 N 178 N 198 N
Saldo meerjarenbegroting 2024-2027 175 V 503 V 2.215 N 2.202 N

 

Uit deze tabel kunt u opmaken dat de begroting 2024 en 2025 sluitend is (overschot) en de jaren 2026 en 2027 een aanzienlijk tekort te zien geven. 

 

Algemene uitkering op basis van septembercirculaire 2023

De meerjarige ontwikkeling van de algemene uitkering is al enige tijd een zorgenkind. Duidelijk is dat vanaf 2026 de gemeenten te maken krijgen met het zogenaamde "Ravijn". Het "Ravijn" laat zich het beste zien door de ontwikkeling van de algemene uitkering op hoofdlijnen te schetsen.  

 

(bedragen x € 1.000)  2024 2025 2026 2027
Algemene uitkering, algemeen gedeelte 41.421 V 41.224 V 37.079 V 37.239 V
Algemene uitkering, deelfonds sociaal domein 2.027 V 1.946 V 1.930 V

1.768 V

Doorbetaling algemene uitkering aan Mid Zuid (wettelijk)  1.891 N 1.798 N 1.771 N 1.598 N
Raming op basis van septembercirculaire 41.557 V 41.372 V 37.238 V 37.409 V
Ramingen op basis van meicirculaire 40.619 N 41.275 N 37.549 N 37.326 N
Toe / afname  938 V 97 V 311 N 83 V

 

De invloed van de Algemene uitkering van het gemeentefonds is in deze opzet duidelijk zichtbaar. De omvang van de algemene uitkering neemt van 2025 naar 2026 af met € 4,1 miljoen (van € 41.372 naar € 37.238). Een deel van die afname wordt veroorzaakt door de korting op de algemene uitkering vanwege de aangekondigde hervorming in de Jeugdzorg. Voor onze gemeente is het financieel nadeel in de algemene uitkering voor de jeugdzorg berekend op € 600.000 vanaf 2025. Ter compensatie van deze verlaging van de algemene uitkering is een lagere raming voor de uitvoering Jeugdwet opgenomen voor hetzelfde bedrag. Het budgettair effect van de hervormingen is derhalve budgettair neutraal. 

 

Indien de geprognosticeerde tekorten van onze gemeente voor 2026 en 2027 (ruim € 2 miljoen) worden afgezet tegen de doorgevoerde verlaging van de algemene uitkering  (ruim € 3,5 miljoen)  is de conclusie gerechtvaardigd dat het tekort voor deze jaren voornamelijk wordt veroorzaakt door de dalende algemene uitkering. Het eigen gemeentelijk beleid is slechts van beperkte invloed. Onze gemeente staat hierin niet alleen. Het ravijn geldt voor iedere gemeente in Nederland. De VNG heeft het probleem al geruime tijd geleden erkent en dringt er op allerlei wijzen bij het Kabinet op aan om het ravijn op te lossen. Probleem hierbij is, zoals in dit voorwoord al eerder gememoreerd, dat het Kabinet onlangs is gevallen, er nieuwe verkiezingen komen en daarna een nieuwe regering gevormd moet worden die zich over dit probleem moet buigen. Of in hoeverre de nieuwe regering in staat is om het ravijn geheel of gedeeltelijk op te lossen is de vraag.

 

De begroting is structureel sluitend voor de jaren 2024 en 2025

Het saldo van de primitieve begroting is te verdelen in: 2024 2025 2026 2027
Structureel 2.089.000 V 2.150.000 V 2.325.000 N 2.281.000 N
Incidenteel 1.914.000 N 1.647.000 N 110.000 V 79.000 V
  175.000 V 503.000 V 2.215.000 N 2.202.000 V

 

Bovenstaande tabel bevestigt in belangrijke mate de invloed van de algemene uitkering op onze begroting. De  algemene uitkering wordt aangemerkt als structureel budget. De forse daling van de algemene uitkering vanaf 2026 wordt zichtbaar in de omzetting van het structurele saldo van € 2.150.000 V in 2025 naar € 2.325.000 N in 2026. 

VNG

Terug naar navigatie - VNG

Begroten is nooit eenvoudig, maar met de ravijnjaren 2026 en 2027 in zicht is het financiële perspectief van gemeenten al helemaal complex. Hoe maak je financieel beleid als er geen zekerheid is? De komende twee jaar lijkt er genoeg geld te zijn, omdat we als gemeenten nog redelijk zeker zijn van een bepaald bedrag. De echte pijn komt na 2025.  De pijn en de frustratie zit echter niet alleen in het geld. Met opschalingskortingen, gewijzigde normeringssystematieken en herverdeeleffecten maakt het Rijk het extra ingewikkeld.  Zo zegt het Rijk  toe met een miljard extra over de brug te komen, maar op een oorspronkelijke bezuiniging van € 4 miljard blijft er dan nog steeds € 3 miljard staan. 

 

Zoals hiervoor ook al aangegeven houdt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) scherpe kritiek op de financiële plannen van het kabinet. De onlangs gepresenteerde septembercirculaire lost de problemen voor 2026 nog altijd niet op. De gemeentekoepel blijft daarover overleg voeren met het kabinet.

 

Wij citeren: ‘Met de voorliggende financiële context kunnen de Nederlandse gemeenten hun werk niet adequaat meer doen,’ reageert VNG-voorzitter Jan van Zanen. Voor ‘ravijnjaar’ 2026 dreigt volgens de VNG een bezuiniging van 2 miljard euro voor de gemeenten in Nederland. Dit kan niet zonder consequenties voor inwoners blijven, aldus de lokale lobby.

 

Gevolgen ‘desastreus’
Er komt een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten, maar pas in 2027. ‘Als alle opgaven en wettelijke verantwoordelijkheden in stand blijven én er sprake is van een forse vermindering van middelen zal dat consequenties hebben voor inwoners die desastreus kunnen uitpakken. Er zullen dan lastige keuzes gemaakt moeten worden,’ voorspelt Van Zanen. De Voorjaarsnota kent gemeenten 1 miljard euro extra toe vanaf 2027. Gemeenten zijn blij met die toezegging, maar blijven angstvallig kijken naar 2026.  Onderdeel daarvan is een ‘opschalingskorting’ van ongeveer 700 miljoen euro: door fusies zouden op termijn alle gemeenten minimaal 100.000 inwoners hebben, die het werk efficiënter kunnen uitvoeren.

 

Geen efficiencyvoordeel
De VNG ageert hier al langer tegen. ‘Het beoogde efficiencyvoordeel was al dubieus, maar dat verviel helemaal toen de beleidswijziging opschalen van alle gemeenten naar 100.000+ gemeenten nooit is gerealiseerd en van tafel is gegaan,’ schreef Van Zanen eerder.

 

Gemeenten komen vanaf 2026 structureel middelen tekort om hun taken uit te voeren. Dit tekort loopt daarna elk jaar verder op. Dit is het gevolg van het eenzijdig afschaffen van de normeringssystematiek door het kabinet en de terugkeer van de volledige opschalingskorting in 2026.

 

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een andere financieringssystematiek aangekondigd. Vooruitlopend daarop werd de jaarlijkse aanpassing van het gemeentefonds voor stijgende lonen, prijzen en het aantal inwoners (het zogenoemde accres) teruggezet naar een lager niveau. Dit leverde bij gemeenten veel vragen op. De VNG heeft daarop aan prof. Maarten Allers van het Centrum voor de Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) gevraagd in kaart te brengen wat de financiële gevolgen van het coalitieakkoord zijn.

 

De VNG heeft ook enige tijd geleden ook een begrotingsadvies gegeven. Het begrotingsadvies bestaat uit twee onderdelen:
- Presenteer voor 2024 en 2025 van de meerjarenraming 2025-2027 een sluitende begroting.
- Breng de lasten in de meerjarenramingen voor 2026 en 2027 in beeld, in de vorm van een realistische begroting. Baseer deze op het huidige takenpakket, de noodzakelijke investeringen, de inflatie, de stijgende rente, de ambities uit uw coalitieakkoord en geschatte mee- en tegenvallers. Naar verwachting zullen de meerjarenramingen 2026 en 2027 dan duidelijk tekorten aangeven.

 

Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet ziet de gemeenteraad erop toe dat de gemeentebegroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kan de gemeenteraad afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht. Met het presenteren van een tekort in de laatste twee jaren, maar een sluitende begroting voor 2024, kunnen de toezichthouders naar onze overtuiging dan ook nog steeds tot een positief oordeel komen.

Conclusie en voorstel

Terug naar navigatie - Conclusie en voorstel

Feitelijk is met de onzekerheden die er landelijk zijn sprake van een somber toekomstperspectief. Er zijn vooralsnog geen tekenen dat het Rijk met extra geld over de brug zal komen in 2026 en latere jaren. Uitgangspunt voor een gemeentelijke meerjarenbegroting is dat deze reëel en structureel sluitend moet zijn in het 1e begrotingsjaar en als het 1e begrotingsjaar niet sluitend is, uiterlijk in het 4e begrotingsjaar. De Provincie toetst een meerjarenbegroting aan dit uitgangspunt voor de bepaling van de vorm van toezicht. Gezien het feit dat onze begroting in het 1e begrotingsjaar structureel sluitend is, wordt aan de voorwaarden voor preventief toezicht voldaan. Onze begroting sluit derhalve volledig aan op het begrotingsadvies van de VNG.

 

We moet echter ook concluderen dat op basis van de eindcijfers van de voorliggende meerjarenbegroting 2024-2027 onze gemeente vanaf 2026 voor een grote financiële opgave staat. Inmiddels is dit ook bestuurlijk onderkend. Het college heeft inmiddels actie ondernomen door, samen met de gehele gemeenteraad, na te denken over oplossingsrichtingen in meerjarenperspectief. We kunnen niet lijdzaam toezien en afwachten. Gezien de omvang van het probleem is het ook noodzakelijk om tijdig te beginnen. 

 

Wij zullen wij ons de komende periode, ondanks dit sombere toekomstperspectief, blijvend inzetten voor onze inwoners. Het college ziet daarin een aantal prioriteiten. Als eerste de woningnood die moet worden opgelost. Dit betekent dat er de komende jaren veel woningen moeten komen zodat onze inwoners kunnen doorstromen naar een andere woning als dat nodig is en we ook voor specifieke doelgroepen een woning bieden. Ook duurzaamheid blijft een speerpunt, niet alleen op de korte termijn maar zeker ook voor de lange termijn. Daarom investeren we hierin flink op het gebied van energietransitie maar zeker ook op het vergroenen van onze gemeente wat ook de leefbaarheid ten goede komt. Verder kijken we de komende jaren kritisch naar het voorzieningenniveau in het sociaal domein en stellen ons continu de vraag: wat draagt bij aan de effecten die we willen bereiken? Hierbij accepteert het college dat dit betekent dat we mogelijk in de ene wijk meer moeten investeren dan in de andere wijk. Tegelijkertijd willen we recht doen aan de maatschappelijke problematiek rondom bestaanszekerheid. Dit betekent niet alleen armoedebestrijding, maar ook kijken hoe inwoners mee kunnen doen in onze gemeente. Soms door een uitkering te verstrekken of inwoners aan een baan te helpen, maar soms ook door een zinvolle daginvulling waardoor zij iets kunnen bijdrage aan de maatschappij. Het college gaat over al deze zaken in de komende jaren regelmatig het gesprek met u aan en biedt u dan ook hierbij met trots deze begroting aan.

 

Afsluitend stellen wij voor om de meerjarenbegroting vast te stellen en het positieve saldo van 2024 vooralsnog toe te voegen aan de post onvoorzien zodat in 2024 meer financiële armslag is om financiële tegenvallers incidenteel op te vangen. Voor 2025 stellen wij voor het positieve saldo toe te voegen aan de Vrije Algemene Reserve en de jaren 2026 en 2027 vooralsnog te accepteren dat hiervoor nog geen structurele oplossingen beschikbaar zijn, maar de komende maanden in goede samenwerking met alle betrokken geledingen te komen tot een ommekeer.